oktober 25 | 2 minuten | Delen op LinkedIn
Mentale gezondheid van Twentse jongeren: samen puzzelen aan oplossingen
De mentale gezondheid van jongeren in Twente staat onder druk. Eén op de vier jongeren tussen 12 en 16 jaar ervaart psychische klachten. In Twente slaan gemeenten, GGD en lokale organisaties de handen ineen om dit probleem aan te pakken. Professionals van Twentse Koers en GGD Twente vertellen hoe samenwerking in de regio jongeren helpt sterker in hun schoenen te staan.
“Jongeren zijn onze toekomst. Daarom is het belangrijk om iedereen erbij te betrekken, ook de jongeren zelf,” vertelt Job ten Thije, regionaal projectleider bij Twentse Koers. “Alleen samen kunnen we voldoende daadkracht creëren om echt iets te veranderen. Dat maakt nieuwe aanpakken haalbaar. Ook ouders, docenten en trainers spelen hierin een grote rol. Zij kunnen jongeren ondersteunen en signaleren wanneer er problemen ontstaan.”
Om die gezamenlijke aanpak te versterken, heeft Job structureel overleg met partners zoals GGD Twente, verschillende gemeenten en werkvelden als onderwijs en welzijn. “Afstemming is cruciaal om te voorkomen dat iedereen het wiel opnieuw uitvindt. Als een gemeente bijvoorbeeld al een effectieve aanpak tegen eenzaamheid heeft ontwikkeld, kan een andere gemeente daarvan leren en de aanpak vertalen naar de eigen praktijk. Zo leggen we samen steeds een stukje van de puzzel.”
Op scholen krijgt mentale gezondheid steeds meer aandacht. “We zien steeds vaker dat scholen structureel willen investeren in het welbevinden van leerlingen én medewerkers, vertelt Maureen Besnyöi. Zij is jeugdverpleegkundige en werkt als adviseur bij het team Gezonde School van GGD Twente. Zij helpt scholen bij het opzetten van effectief schoolgezondheidsbeleid. Maureen: “Samen met scholen kijken we welke aanpak het beste past. We begeleiden scholen in de kleine en grote stappen die ze zetten.” Ze dacht bijvoorbeeld met het Bonhoeffer College mee over de interventies die zij konden inzetten. “Ouders betrekken is een belangrijk onderdeel. Zo weten zij wat ze er mee kunnen, wat normaal is en wanneer ze aan de bel moeten trekken.”